De oorsprong van de grondgebonden luchtverdediging ligt bij de Vestingartillerie die aan het begin van de twintigste eeuw, met de komst van het luchtschip en vliegtuig, zijn strategische betekenis verloor.
Onder invloed van de gebeurtenissen tijdens de Eerste Wereldoorlog kreeg luitenant A.J. Maas in 1915 opdracht de Nederlandse luchtverdediging te organiseren. Op 26 mei 1922 leidde dit tot de oprichting van het Korps Luchtdoelartillerie.
De bewapening was aanvankelijk niet bijzonder geavanceerd; pas vanaf 1935 vond modernisering plaats.
Tijdens de meidagen van 1940 had de luchtdoelartillerie daarom voor een deel de beschikking over modern en effectief materieel; het Korps haalde in de meidagen van 1940 ruim 300 vijandelijke vliegtuigen neer.
De ontwikkelingen binnen de militaire luchtvaart leidden omstreeks 1960 tot het uitfaseren van de zware luchtdoelartillerie en het oprichten van de geleide wapeneenheden. Daarmee werd de grondgebonden luchtverdediging ook bij de Koninklijke Luchtmacht een feit.